In 2013 belandde ik bijna per toeval in Brussel. Na mijn lerarenopleiding vond ik niet meteen werk in Gent. Ik besloot ik in de hoofdstad te solliciteren, al was het maar om wat ervaring op te doen.

Al die jaren ervoor was ik ervan overtuigd in de beste stad van de wereld te wonen: een progressief, warm bastion in een almaar killer en harder wordende maatschappij. De eerste barsten in de bubbel manifesteerden zich toen we als jong gezin een groter huurhuis zochten. Om een of andere reden was het voor ons een stuk moeilijker dan voor mijn blanke vrienden. Gelukkig is er de mantel der liefde: “we hebben pech gehad, it wasn’t meant to be, die huisbazen zijn geen echte Gentenaars” en de illusie bleef intact, voor enkele jaartjes, toch.

Fixie meh normcore four dollar toast selvage, chia master cleanse tattooed artisan ugh marfa.

Het hele schoolgebeuren van de kinderen heeft onze ogen geopend. Deels uit luiheid, deels uit principe stuurden we onze kinderen naar het meest dichtbij zijnde schooltje, in het centrum van Gent, met een typisch (groot)stedelijk publiek. Meertalig, veelkleurig….. Jaar na jaar zagen we de lichtste tinten van de vijftig tinten bruin verdwijnen.

De vriendschappen van onze kinderen met witte ex-klasgenootjes verwaterden. Hun ouders lieten niet na te benadrukken dat hun kind toch zo was opengebloeid in hun nieuwe school. Het bizarre was dat ze bijna allemaal zonder uitzondering dezelfde term gebruikten.

Zijn die kinderen dan allemaal delicate plantjes? Kwetsbare bloempjes die enkel tot hun recht komen met gelijksoortigen, in een serre als het ware, beschermd tegen alles wat anders is? Pas op, ik snap de aantrekkingskracht van een serre. Een serre is lekker warm; je wordt er verzorgd door mensen die al altijd voor plantjes zoals jou hebben gezorgd; het onkruid wordt vakkundig verwijderd.

Gelukkig voor dat onkruid, groeit het ook tussen de straatstenen. Bovendien is er in de open lucht meer kruisbestuiving en meer zuurstof.

Brussel dus, Gent was mijn serre geworden… en blijkbaar gedij ik beter tussen onkruid.

Ik begon te werken in een school in Laken, als beleidsondersteuner. Ik herinner me die eerste periode als een bijna verliefde roes. Ik stond vroeg op en was laat thuis, maar zat boordevol energie. De tram naar Laken was voelde aan als een reis, een canvas van kleuren, geuren en geluiden van alle mogelijke uithoeken van de wereld. De leerlingen, met een bonte mengeling van achtergronden die complexloos van de ene taal naar de andere taal switchten, fascineerden me en veroverden mijn hart. Een bevlogen collega deed me geloven dat het allemaal goed zou komen met onze multiculturele maatschappij. Kortom, pure gelukzaligheid!

Toen ik enige tijd later de kans kreeg om als jongerenbegeleider aan de slag te gaan, heb ik geen minuut getwijfeld; ik wou in het veld staan, de jongeren nog beter leren kennen, ‘soak up the city’ via haar menselijk kapitaal, haar jongeren, haar toekomst en oh boy, wat hebben ze een indruk op mij nagelaten. Ik laat jullie graag kennismaken met enkele prachtexemplaren.. geen fragiele kasplantjes maar onkruid dat niet van plan is te vergaan.