In een wereld waar locals en globals tegenover elkaar staan, is het concept “thuis” niet gemakkelijk te vatten. Ieder zoekt op zijn manier naar geborgen- en verbondenheid . Kan deze samenleving die veilige plek zijn voor oude en nieuwe Belgen, elk met hun eigen bezorgdheden voor de toekomst?

GLOBALS

Mijn genetisch materiaal komt uit alle windstreken, mijn huis staat in Gent. Deze Vlaamse stad, ontstaan aan de samenvloeiing van Schelde en Leie heeft een rijke geschiedenis én een blik op de toekomst. Even grootstedelijk als provinciaal is Gent de plek die ik mijn thuisstad noem , in goede en kwade dagen.

Enkel in Brussel lijkt het gras soms wat groener. Het is een stad waar ik gevoelsmatig thuis kan komen: een hybride stad, waar mijn donkere huidskleur niet opvalt in het ruime spectrum aan kleuren in het straatbeeld. Een stad waar je een veelheid aan minderheden hebt zonder dominante meerderheid. Je helemaal thuis voelen in provinciaal Vlaanderen is immers niet altijd gemakkelijk als je van kleur bent.

Hoe netjes je Nederlands, hoe voorbeeldig je parcours, er is altijd een kans dat iemand je er op wijst dat je een anomalie bent. Een Vlaamse familienaam is niet geen garantie tegen racisme. In kwade dagen is je thuis voelen een ware uitdaging. Nochtans is het land van mijn vader het enige dat ik ken.

In het Zuid-Afrika van mijn moeder zou ik bij wet als tweederangsburger geboren zijn en op moeten groeien zonder vader. Ik ben mijn ouders dankbaar dat ze Apartheid ontvluchtten. Na België leefden ze de laatste jaren in Italië en Frankrijk. Hún definitie van thuis is een stuk fluïder van die van mij. Zeker niet plaatsgebonden. Je helemaal thuis voelen in provinciaal Vlaanderen is immers niet altijd gemakkelijk, als je een buitenbeentje bent.

Vlaanderen lijkt enorm te worstelen met haar andersen: of het nu anderskleurigen, andersdenkenden of andersgelovigen zijn. Doe maar gewoon, dat is al gek genoeg. Koppen onder het maaiveld, graag! En vooral: val niet te veel op.

Kan je je thuis voelen op een plek waar je slechts onder voorwaarden welkom bent? Waarom is het zo verdomd moeilijk om Vlaming onder de Vlamingen te worden? Vanaf wanneer heb je de toestemming om achterover te leunen, voeten op de salontafel, je onbeschaamd thuis voelen?

Deze welvarende regio hoort bij de slechtste leerlingen van de West-Europese klas als het over samen leven gaat. Discriminatie is schering en inslag op de arbeids- en huurmarkt. Onze media, artistieke en academische wereld, onze raden van bestuur kleuren oogverblindend wit. Wie gelooft dat Vlaanderen echt inclusief en vrij van racisme is, liegt zichzelf voor.

Vlaanderen maakt samen met Wallonië deel uit van een 190 jaar oude constructie die België heet. Bij de onafhankelijkheid werd gekozen voor Frans als voertaal en Brussel als hoofdstad.

Door voor het Frans te kiezen vertelde men aan het Noordelijke deel van België dat haar taal en bij uitbreiding haar cultuur minderwaardig was. Bovendien was er in dat Noordelijke deel veel meer armoede. De mensen van stand spraken er Frans. Er was absoluut sprake van misprijzen en onderdrukking. De machtspositie van de Kerk en de Franstalige elite was buitensporig, de sociale strijd bij tijden hard en bitsig. Een geschiedenis van overheersing en onderdrukking, van buitenaf en van binnenuit leidde tot een collectief minderwaardigheidscomplex, vermomd als “vlaamse bescheidenheid”. Vlamingen hebben het zo moeilijk om echt trots te zijn op zichzelf. De bewegingen die strijden voor een identitair bewustzijn gebaseerd op een natie proberen hier een antwoord op bieden, mee-surfend op de golf van nationalismen elders.

De marketingmachine van de kolonisatie (de Wetenschap en de Kerk) is ondertussen gestopt met draaien. Alle mensen zijn broeders, zegt de Kerk. Er is maar één menselijk ras, zegt de Wetenschap. Desondanks schreeuwen de aanhangers van nationalistische bewegingen hun superioriteit uit en voeden tegelijkertijd de angst om “vervangen” of – oh ironie – “gekoloniseerd” te worden. Een idee dat wereldwijd in opmars is, en steeds vaker mensen aanzet tot verbaal én fysiek geweld. In zijn extreme vorm inspireert het tot regelrechte aanslagen.

Een opgeblazen zelfbeeld verbergt niet zelden diepe kwetsuren. En een anderskleurige, – gelovige of -denkende zou wel eens een spiegel kunnen voorhouden, of oude wonden openrijten. Dan is het veiliger om pro-actief in de aanval te gaan.

Agressies kunnen ook micro zijn, steken onder water. Die wonden blijven vaak verborgen, soms zelfs in het onder- of onbewuste. Ontheemd, blijf ik op mijn hoede, hopend dat de schade aan mijn zelfbeeld beperkt blijft.

Thuiskomen in een Vlaanderen dat met de eigen identiteit worstelt, is niet eenvoudig voor iemand met een hybride identiteit.

 

LOCALS

Dit gevoel van vervreemding behoort niet exclusief toe aan mensen zoals mij. Mijn stadsgenote Sonja voelt zich ook niet 100 % thuis in dit Vlaanderen. We werkten voor dezelfde organisatie, in andere functies. We rookten samen onze sigaret en vertelden elkaar over onze kinderen. Nu zijn we enkel virtuele vrienden.

Via sociale media blijf ik op de hoogte van wat haar bezig houdt. Haar kleine huurwoning vertoont vele gebreken. Ze heeft last van luidruchtige buren en lekkende kranen. Ze is een alleenstaande moeder, heeft een gezondheid die haar parten speelt. Haar leven lijkt een survivaltocht, net zoals het voor haar moeder en grootmoeder was.

Aan de duimpjes, hartjes en lieve berichten die ze me toestuurt, merk ik dat de genegenheid van toen nog steeds wederzijds is. Nochtans zegt haar facebookprofiel dat ze van mensen zoals mij niet veel moet weten. Vreemdelingen horen hier niet thuis. Klimaatspijbelaars zijn aanstellers en moslims terroristen. Rasechte Vlamingen als zij hangen al generaties lang onderaan de sociale ladder. Ze zien hun buurt, hun school, hun collega’s veranderen, verkleuren. Nieuwkomers en niet-zo-nieuwkomers slagen er wel in een beter leven uit te bouwen. Ondertussen worden die vremden ook nog eens beschermd door anti-racismewetten, worden organisaties opgericht om hun integratie te bevorderen en ijveren activisten tegen discriminatie en uitsluiting. Alsof Sonja niet uitgesloten wordt.

Kan je je thuis voelen op een plek waar je altijd het kneusje bent? Wat als jouw plek er op korte tijd helemaal anders is gaan uit zien? Heb je dan nog steeds de toestemming om achterover te leunen, voeten op de salontafel, je onbeschaamd thuis voelen?

“We zijn vreemden aan het worden in ons eigen land! Weg met ons! #soumission! Aanpassen of opkrassen!”

Met deze slogans capteren nationale bewegingen de gevoelens van ontheemding bij de Sonja’s van deze wereld. In Vlaanderen en erbuiten. Ze misbruiken de oude wonden van hun respectievelijke geschiedenissen om zichzelf een historische legitimiteit te geven. Na het juk van de Kerk bestrijden ze het juk van de Islam. Vroeger moest je Frans kennen om een plek aan de tafel te krijgen; nu moet je Nederlands fout- en accentloos zijn.

Deze identitaire boodschap gaat erin als zoete koek. Ze geeft Sonja een laatste strohalm van waardigheid. Een haalbare oplossing voor haar reële problemen biedt ze niet, een zondebok wel. De verdeeldheid wordt in stand gehouden. En dat is nodig om te heersen, wisten de Romeinen al. Zo wordt Sonja, samen met de andere onfatsoenlijken, het kiesvee van op macht beluste nationalisten. Om die reden worden ze met de nek aangekeken door progressieve kosmopolieten, die geen empathie tonen voor hun bezorgdheden en hun neus ophalen voor hun omgangsvormen, taal en gewoonten. Met alle gevolgen vandien: het populisme dat de elite én de vreemdelingen als vijand ziet, lijkt niet te stoppen.

Thuiskomen in een hybride omgeving, moet niet eenvoudig zijn wanneer het enige waar je trots uit kan putten een in elkaar geknutselde nationale identiteit is.

SOMEWHERES, ANYWHERES

Je thuis voelen vraagt een zekere verbondenheid met de plek waar je je bevindt. Dat is meer dan ergens geboren worden, of ergens opgroeien. Het gaat niet enkel over wortels maar ook over takken en bladeren. Over verleden én toekomst… en liefde.

De Engelse journalist Goodhart introduceerde de term somewheres en anywheres. Mensen die zich op één plek thuis voelen versus de mensen die zich overal thuis voelen. Een tegenstelling die de aanleiding was voor de Brexit, Trump en de gele hesjes.

Thuis zijn gaat over de mogelijkheden die je voor jezelf op een welbepaalde plaats ziet. Het is veel eenvoudiger je thuis te voelen, als je toekomstperspectief hebt. Omdat je hoger opgeleid bent, financieel comfortabel leeft, sociaal en cultureel kapitaal hebt en/of deel uitmaakt van de meerderheid of mainstream.

In de marge lijkt de toekomst altijd een beetje somberder, zijn de levensomstandigheden wat precairder. Of het nu is omdat je huidskleur donkerder is, of omdat je inkomen lager ligt. Als vooruitblikken je niet vrolijk maakt, is het logisch dat je liever achteruit kijkt. Voor de enen is dat dan een magisch wit en homogeen Vlaanderen. Voor de anderen is dat het wonderbaarlijke land waar de culturele of etnische roots liggen.

Geen van die plaatsen bestaan of hebben bestaan: ze hebben een escapistisch doel, dienen om troost uit te putten. Het Vlaanderen van de jaren ’50 was geen pretje voor mensen als Sonja. In Zuid-Afrika ben ik even vreemd als hier.

Dat de anywheres zich ogenschijnlijk overal thuis voelen ligt aan het feit dat hún wereld er overal hetzelfde uitziet, evenals hun levenswijze. Hun toekomst lijkt verzekerd. Ze hebben een levensstijl waar iedereen naar zouden moeten streven. Een veilige, kosmopolitische bubbel waar alles mogelijk is. Thuis zijn is dan niet meer dan een mindset

Voor de somewheres daarentegen is thuis een geografisch welomschreven plaats. Dat de mentale plaats van hun thuis aan de rand van de samenleving is, bepaalt hun mindset. Ze voelen zich niet gehoord, niet gezien, onderdrukt.

Naast toekomstperspectief heeft een thuis liefde nodig. Weten dat er mensen zijn op wie je kan rekenen, waar je aanwezigheid en bijdrage gewaardeerd wordt. Een plek waar je een gezin sticht, of niet. In ieder geval een systeem vormt. Dat kan met één iemand zijn, of met meerdere mensen, door vriendschappen of andere relaties aan te gaan. Zo kunnen somewheres zich misschien aan de rand van de maatschappij bevinden, maar zich wel omringd weten door heel veel solidariteit, vriendschap en liefde. En kunnen anywheres dan wel overal thuis denken te zijn, maar nergens verbonden.

Sonja en ik, op het eerste zicht een somewhere en een anywhere.

Hoewel mijn man en ik in onze jonge jaren af en toe in het buitenland verbleven, voor studies en/of werk, hebben we er voor gekozen om ons in Gent te vestigen, somewhere. We willen dat onze kinderen langdurige en duurzame relaties leren aangaan met vrienden, klasgenoten, de buurt. We willen een toekomst delen met onze stad.

Sonja is kwaad op de wereld. Toch is haar kennissen- en vriendenkring diverser dan die van veel van mijn hoger-opgeleide, progressieve vrienden: zelfverklaarde anywheres, bewegen ze zich in veel homogenere kringen dan Sonja. Ondanks haar politieke overtuigingen, kan Sonja authentieke vriendschap voelen voor haar Turkse collega en Ghanese buurman. Misschien zou ze zich wel thuis kunnen voelen op een andere plaats, als ze de kans had.

Als je verder kijkt dan onze sociaal-economische status, zijn we geen van beide somewhere of anywhere. De werkelijkheid is een stuk genuanceerder dan dat.

We wensen elkaar het beste en voelen dezelfde pijn. We willen samen met onze voeten op de salontafel, onbeschaamd achterover leunen.


HYBRIDE IDENTITEITEN IN EEN HYBRIDE SAMENLEVING

Sonja en ik hebben een nieuw narratief nodig. Eén dat respect heeft voor onze afkomst, sociale klasse, godsdienst en gewoonten. Een narratief dat ons niet in de marge plaatst en ons niet tegen elkaar uitspeelt. Elk op onze manier maken we soms deel uit van de meerderheid, en zijn we soms een minderheid. We hebben evenveel privileges als we er missen.

We zijn hybride identiteiten. Ons aandrijfsysteem is meervoudig. We hebben een meerderheidsstem en een minderheidsstem. Interne conflicten zijn ons niet vreemd. Ons verplichten om te kiezen tussen één van die twee stemmen, brengt ons uit evenwicht en vervreemdt ons. Die vervreemding geeft ons een gevoel van thuisloosheid. En dat is een gemiste kans voor een samenleving waarvan de uitdagingen complexe oplossingen vragen. Er zit veel wijsheid in de minderheidsstem. Onze samenleving is even hybride als onze identiteit: een myriade van minderheden, met eigen invalshoeken en verwachtingen. De rijkdom van een dergelijke samenleving is dat we kunnen putten uit verschillende perspectieven en oplossingen. Een samenleving waar iedereen zich in het keurslijf van een meerderheid moet wringen is verstikkend en verschralend.

Een doemdenker als Goodhart ziet enkel onoverbrugbare kloven. Ik geloof daarentegen dat de stemmen in de marges als bruggen kunnen fungeren. Het is perfect mogelijk een samenleving te creëren waarin verschillen mogen bestaan, zonder dat die tot conflicten hoeven te leiden. We moeten gewoon uitgaan van de fluïditeit van een samenleving, het chaotische van de realiteit en de hybriditeit van onze identiteit- zowel de collectieve als de individuele.

In een stad als Brussel lijkt het al aan de gang te zijn. De reputatie van de stad maakt velen blind voor het potentieel dat er aanwezig is. Dankzij mijn werk op Brusselse scholen heb ik het voorrecht gehad de burgers van de toekomst te ontmoeten: jongeren met roots van hier en van elders die zich samen Brussel voelen. Ze leren van elkaar, spreken Nederlands, Frans, Arabisch, Lingala en nog veel meer andere talen door elkaar . Ze zijn creatief, co-operatief, veerkrachtig, flexibel.

De veelheid aan grassrootsinitiatieven toont aan dat Brusselaars niet wachten op één van de vele overheden om van hun stad een leefbare plek te maken. Een stad met veel uitdagingen.Toch voelt het gros van die jonge Brusselaars zich ongecomplexeerd thuis in hun stad. Vol vuur verdedigen ze hun Brussel tegen alle vooroordelen. Brussel is fluide, chaotisch, imperfect, messy, hybride. Zoals iedereen die er woont. Zoals iedereen. Punt.

Thuis komen is aanvaard worden met al je eigen(aardig)heden. En vanuit je outsiderblik kunnen bijdragen aan die samenleving. Liefde geven en ontvangen. En toekomstperspectief hebben.

Dan pas kunnen we samen achteruit leunen, onbeschaamd onze voeten op de salontafel leggen. Weten dat we erbij horen. Voelen dat we werkelijk thuis zijn.

Een verkorte versie van deze tekst verscheen in de rubriek “Op Scherp” in DS 1/06/2019