Het eerste middelbaar, een overwegend blanke school in Sint-Pieters-Woluwe en Célia.

Célia dubbelde haar eerste jaar. De overgang van het lager naar het middelbaar was niet evident geweest. Zoals dat gaat bij slimme kinderen, was ze moeiteloos door het lager gefietst. In het middelbaar moest ze voor het eerst echt studeren. Van een typisch Brussels lager schooltje was ze terecht gekomen in een school die kunstmatig wit werd gehouden. De sociale codes van de in superdry gehulde en hockeyspelende jeugd waren haar vreemd. Haar ouders hadden deze school gekozen. Hun slimme meid zou haar capaciteiten ten volle ontplooien op een gereputeerde school. Ondanks haar smeekbeden mocht ze niet van school veranderen na het C-attest.

De nieuwe directeur geloofde in haar. Elke keer als Célia naar haar bureau werd gestuurd, kreeg ze een glimps van de gevoelige ziel die onder het harde pantser zat verscholen. Het gros van het lerarenkorps zat echter nog in de tweede, derde of vierde fase van rouw – woede, onderhandeling of depressie. De school van weleer was immers heengegaan. De adelstand was weg en Brussel stond voor de deur. Ze vroeg me begrip voor het feit dat ze niet anders kon dan maatregelen te treffen. Een begeleidingstraject zou de leerkrachten milder stemmen.

Célia was en is nog altijd een schatje. Haar verhalen over de leerlingen met de neus in de lucht en de misprijzende blikken, over leerkrachten die dokterzonen en advocatendochters met alle égards behandelden, waren herkenbaar. Ook ik trok 4 jaar lang met tegenzin en een blauw uniformpje naar een gelijkaardige school. Het grote verschil tussen haar en mij was dat ik mezelf onzichtbaar en onhoorbaar maakte (letterlijk, ik kreeg mijn stem zelfs niet op een aanvaardbaar volume). De woede over het latente, maar beschaafde racisme, het gevoel van eenzaamheid en onbegrip dat me soms overviel ondanks enkele goede vriendinnen, durfde ik niet te uiten. Célia daarentegen nam wel de ruimte in waar ze recht op meende te hebben, zoals pubers dat doen.

Tijdens haar begeleiding, leerde ik haar mijn oude overlevingstechnieken:

Be an island!

Hoe beter jij je kan aanpassen, hoe sterker je wordt! Darwin zei het ook al: Survival of the fittest!

Het zijn maar een paar jaar van je leven, daarna ga je verder studeren en wordt alles beter!

Met een gerust hart stuurde ik haar terug naar school, ze leek het begrepen te hebben. We bleven elkaar horen en zien. Célia was fier op haar evolutie: “ik ben rustiger, het gaat goed, soms lachen we nog in de klas maar ik ken mijn grenzen veel beter”

Judy blij, tot ik telefoon kreeg van de directeur. Uit haar vage toespelingen begreep ik dat ze Celia zou moeten opofferen…. iets over een voorbeeld stellen en roddels in de leraarskamer.

Midden tweede trimester: Célia begon te begrijpen dat haar inspanningen niet naar waarde werden geschat; ik bleef op haar inpraten en hoopte op een wonder. Wanneer ze me vertelde over de 1-aprilgrap die ze wou uithalen, deed ik mijn uiterste best om haar streng toe te spreken. Het probleem was dat ik mezelf niet meer geloofde, diep vanbinnen wist ik dat het spel gespeeld was.

Wanneer ze me op 2 april belde en met smaak vertelde hoe het ei tegen het bord uiteen spatte en het gezicht van de leerkracht gedeeltelijk had besmeurd, kon ik een glimlach niet onderdrukken.

Zij deed wat ik 25 jaar geleden nooit zou gedurfd hebben. In plaats van heel hard haar best te doen om zich aan te passen, heeft ze gewoon een welgemeende fuck you gezegd tegen degenen die haar niet willen aanvaarden zoals ze is. You go, girl! You are awesome!